vrijdag 29 april 2011

Daniela

Ik ben lid van een club, de folieclub Max. Alle leden leggen die folie in hun vijver en dus is het in feite ook een vijververeniging.
De club is genoemd naar onze sponsor. Max is de koning onder de lijmen, lijmt werkelijk alles, boven water, onder water, holen en spelonken, Max lijmt het. Max lijmt werkelijk alles, behalve lucht. En onze folie.
Ik ben het kneusje van de club.
Het is mooi weer, de andere leden liggen aan hun vijver, een drankje op grijpafstand, een hand in de heldere vijver (je ziet duidelijk de bodem met de helderwitte steentjes), vissen komen bij wijze van groet wat aan hun vingers sabbelen, de libellen spinnen op hun schoot.
Mijn vrouw en ik staan in de modder, een vijftiende pistool Max in aanslag, nog maar eens klaar om het monster folie te bedwingen.
Ik zeg het eerlijk, het vrat aan ons systeem; ik kreeg een strijkobsessie en mijn vrouw stond op het punt zich over te leveren aan speelholen en slechte mannen.

En toen kwam Daniela.

Zij is onze nieuwe poetsvrouw, maar ze wil zich ook graag in de gesprekken mengen. Mijn vrouw en ik hadden het er aan tafel over hoe het water in de vijver weer tien centimeter gezakt was. Daniela zou eens gaan kijken, ze kende wel iets van die dingen.
Even later was ze terug en ze sprak: ''Duidelijk verdamping. Evaporatie. Gij vergeet dat het heel warm is, en dan verdampt water natuurlijk; allé, begiet die plant op uw terras nu eens, binnen een half uur staat die weer droog, da's toch logisch, verdamping.'
Daarbij bekeek ze ons met een blik van: zo lang naar school geweest en nog zo stom.
Vooruit dan maar, verdamping.

Een volgende keer was mijn vrouw aan het zaniken dat we zelfs geen waterpest op onze vijver konden houden, de meest enthousiaste groeier die God ooit geschapen heeft.
En Daniela sprak: 'Zijt blij, zijt blij. 't Heet niet voor niks waterpest, hè. Ene kameraad van mij, die heeft ook een vijver, ene hele grote, nog veel groter dan die van u; wel, die heeft eens een paar slierten waterpest gekregen, van zijn bloedeigen broer dan nog, en een paar maanden later was er van die vijver niks meer te zien, allemaal waterpest. Ge zaagt gene vis meer, geen waterlelie, niks. Allemaal waterpest. Mijne kameraad heeft eens goed gevloekt en toen zo'n baggerdinges laten komen, da heeft hem nog stukken van mensen gekost. Zijt blij.'

Zo hadden we het nog niet bekeken, wij zagen onze vissen tenminste nog en wat ben je met een overvolle vijver als die vol waterpest ligt.

Daniela inspecteerde nu iedere week onze vijver en op een keer zag ze dat de krabbescheer het niet goed deed. Ik keek een beetje mistroostig en zei dat ik die van vrienden gekregen had, maar dat ze bij ons niet wilde aanpakken.
En Daniela sprak: 'Ik ken dat niet, krabbescheer, maar ge ziet zo dat het iets is uit de warme landen, dat groeit hier niet; schoon vrienden dat gij hebt, stoefers. Ga bij hen maar eens kijken, dat groeit bij hen ook niet. Ga maar eens kijken, enfin, ge kunt u de moeite besparen, want als ze weten dat gij komt dan gaan ze raprap naar de markt om zo'n krabbelaar te kopen en dat gooien ze dan op hunne vijver, stoefers dat zijn het, niks anders. Ik maak nu al dertig jaar schoon, ge moet mij de mensen niet meer leren kennen, ik weet en zie alles. Allé, iets heel stoms nu, en ik zou dat eigenlijk niet mogen zeggen, hè madame en meneer, maar als die mensen waar ik schoonmaak het nu, allè, 's nachts of 's morgens gedaan hebben, ge weet wel, ewel, da weet ik, da zie ik aan hun ogen.'

Toen Daniela weg was, schoot mijn vrouw in de lach en ze zei: 'Die viagra, pak die in het vervolg maar op dinsdag.'

Daniela komt op woensdag.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten