zaterdag 30 april 2011

van nu en toen

Ik ben op internet gestoten op een foto van een meisje uit vervlogen dagen. Met hond. Een poedel, godbetert. Weliswaar een hele grote en een zwarte, maar het blijft een poedel, de janet onder de honden. Het zou me niet verwonderen als ie Hélène of Jean-Jacques heet. Tosca zal het in ieder geval niet zijn.
Ik ben nogal een wat-als-mens en in dit geval weet ik het wel zeker: een slaande scheiding na kilometerslange ruzies.
Ik moet wel zeggen dat de natuur haar genadig is gebleven.

Wat als? Ik weet het, zin heeft het niet, maar wat wel? Veel mensen zeggen dat ze niet met het verleden bezig zijn, dat ze in het nu proberen te leven en alleen aan de toekomst denken en niet aan het verleden; het is voorbij en je kan er niets meer aan veranderen, dus dat heeft geen zin.
En gelijk hebben ze.
Alleen, het nu bestaat niet en de toekomst al helemaal niet.
Nu is het nu al voorbij en verleden.
De oude Grieken zegden niet 'Hoeveel tijd hebben we nog voor ons', maar 'Hoeveel tijd hebben we niet nog achter ons'.
Zij stonden met hun rug naar de toekomst en het gezicht naar het verleden. Iets is pas als het geweest is.

Ook niet dom van de oude Grieken.

vrijdag 29 april 2011

Daniela

Ik ben lid van een club, de folieclub Max. Alle leden leggen die folie in hun vijver en dus is het in feite ook een vijververeniging.
De club is genoemd naar onze sponsor. Max is de koning onder de lijmen, lijmt werkelijk alles, boven water, onder water, holen en spelonken, Max lijmt het. Max lijmt werkelijk alles, behalve lucht. En onze folie.
Ik ben het kneusje van de club.
Het is mooi weer, de andere leden liggen aan hun vijver, een drankje op grijpafstand, een hand in de heldere vijver (je ziet duidelijk de bodem met de helderwitte steentjes), vissen komen bij wijze van groet wat aan hun vingers sabbelen, de libellen spinnen op hun schoot.
Mijn vrouw en ik staan in de modder, een vijftiende pistool Max in aanslag, nog maar eens klaar om het monster folie te bedwingen.
Ik zeg het eerlijk, het vrat aan ons systeem; ik kreeg een strijkobsessie en mijn vrouw stond op het punt zich over te leveren aan speelholen en slechte mannen.

En toen kwam Daniela.

Zij is onze nieuwe poetsvrouw, maar ze wil zich ook graag in de gesprekken mengen. Mijn vrouw en ik hadden het er aan tafel over hoe het water in de vijver weer tien centimeter gezakt was. Daniela zou eens gaan kijken, ze kende wel iets van die dingen.
Even later was ze terug en ze sprak: ''Duidelijk verdamping. Evaporatie. Gij vergeet dat het heel warm is, en dan verdampt water natuurlijk; allé, begiet die plant op uw terras nu eens, binnen een half uur staat die weer droog, da's toch logisch, verdamping.'
Daarbij bekeek ze ons met een blik van: zo lang naar school geweest en nog zo stom.
Vooruit dan maar, verdamping.

Een volgende keer was mijn vrouw aan het zaniken dat we zelfs geen waterpest op onze vijver konden houden, de meest enthousiaste groeier die God ooit geschapen heeft.
En Daniela sprak: 'Zijt blij, zijt blij. 't Heet niet voor niks waterpest, hè. Ene kameraad van mij, die heeft ook een vijver, ene hele grote, nog veel groter dan die van u; wel, die heeft eens een paar slierten waterpest gekregen, van zijn bloedeigen broer dan nog, en een paar maanden later was er van die vijver niks meer te zien, allemaal waterpest. Ge zaagt gene vis meer, geen waterlelie, niks. Allemaal waterpest. Mijne kameraad heeft eens goed gevloekt en toen zo'n baggerdinges laten komen, da heeft hem nog stukken van mensen gekost. Zijt blij.'

Zo hadden we het nog niet bekeken, wij zagen onze vissen tenminste nog en wat ben je met een overvolle vijver als die vol waterpest ligt.

Daniela inspecteerde nu iedere week onze vijver en op een keer zag ze dat de krabbescheer het niet goed deed. Ik keek een beetje mistroostig en zei dat ik die van vrienden gekregen had, maar dat ze bij ons niet wilde aanpakken.
En Daniela sprak: 'Ik ken dat niet, krabbescheer, maar ge ziet zo dat het iets is uit de warme landen, dat groeit hier niet; schoon vrienden dat gij hebt, stoefers. Ga bij hen maar eens kijken, dat groeit bij hen ook niet. Ga maar eens kijken, enfin, ge kunt u de moeite besparen, want als ze weten dat gij komt dan gaan ze raprap naar de markt om zo'n krabbelaar te kopen en dat gooien ze dan op hunne vijver, stoefers dat zijn het, niks anders. Ik maak nu al dertig jaar schoon, ge moet mij de mensen niet meer leren kennen, ik weet en zie alles. Allé, iets heel stoms nu, en ik zou dat eigenlijk niet mogen zeggen, hè madame en meneer, maar als die mensen waar ik schoonmaak het nu, allè, 's nachts of 's morgens gedaan hebben, ge weet wel, ewel, da weet ik, da zie ik aan hun ogen.'

Toen Daniela weg was, schoot mijn vrouw in de lach en ze zei: 'Die viagra, pak die in het vervolg maar op dinsdag.'

Daniela komt op woensdag.

donderdag 28 april 2011

mannetje

Ik zie hem vrijwel dagelijks staan aan de Delhaize, een schriel mannetje, plastic zak met wat kleine boodschappen in de hand, uitdrukkingsloos voor zich uitkijkend (starend?), wat sjofel gekleed, te warm voor de zomer, te koud voor de winter, een kale kop omcirkeld met lange slierten lang, vrij vettig haar.
Hij staat er. Te wachten? Dan toch op niets blijkbaar, een bus neemt hij niet.
Ik heb hem al in beweging gezien, langs de drukke weg die er ligt; het is geen wandelen, het is geen strompelen, het is iets ertussenin, een tred die bijna gestuurd lijkt.
Nooit kijkt hij naar iets, niet aan de Delhaize, niet onderweg; hij kijkt niet vooruit, hij kijkt niet naar de grond.
Ik zie hem nooit ergens buitenkomen, ik zie hem nooit ergens binnengaan, het lijkt of hij er altijd gewoon is, staand of zich voortbewegend. (Er is iets mis met zijn linkerhand.)

Ik zie sloten alcohol, maar er is daarvoor geen enkele aanleiding; er zitten geen blikken of flessen in zijn plastic zak, hij staat niet onzeker op de beentjes, hij waggelt niet. Hij is er, eenvoudig.
Ik voel altijd een scheut medelijden. Waarom eigenlijk? Omdat hij schriel is? Omdat hij niet naar mij kijkt? Omdat hij niet doet wat ik veronderstel dat een mens moet doen (en wat is dat dan)?

Hij zegt me iets, maar ik weet niet wat.

woensdag 27 april 2011

heerlijk

Wee, o wee, de vrouw die dezer dagen een moestuinierende man in huis heeft. Zij zal het dansen op een slappe koord tot in de perfectie moeten beheersen of er wachten haar donkere dagen met een immer mokkende huisgenoot.
Het begint met sla.
Het is opletten geblazen van omstreeks half maart.
Hij heeft de eerste zaadjes nauwelijks in de grond gestopt, maar zijn fantasie heeft de realiteit al bij de staart.
Mevrouw, om eerste schermutselingen te vermijden laat je vanaf nu de sla best in de winkelrekken liggen.

'Hebt ge nu nog sla meegebracht, ge weet toch dat ik al bijna sla heb, veel betere.'
'Dat is toch nog een beetje vroeg, schat.'
'Het is nog efkes, ja, maar ge moet nu al dat geld toch niet uitgeven aan die brol, 't is just schuurpapier. Gij zoudt iedere dag sla meebrengen en als mijne sla goed is, dan zijt ge het moe; dan is het van: toch niet weer sla. Dat is begot toch ieder jaar hetzelfde, moet ik al die schoon, malse kroppen aan de kiekens geven misschien? Of aan uw ma, die heeft mijne kop nog niet gezien, of 't is van 'hebt ge me gene krop sla', kan die haren eigen sla niet kopen, de gierige pin.'

Mevrouw, breng mee wat je wil, al zijn het voederbieten, maar laat de sla waar hij is, de kans dat hij erom vraagt is uiterst gering.

Half april, D-day nadert, zijn zaad heeft zes blaadjes geworpen en hij is al daar met zijn sla.

'Is dat niet wat vroeg, schat?'
'Hoezo vroeg? Moet ik wachten tot hij doorgeschoten is? Het is toch nooit goed. Eerst zit ge te zagen over sla en als er dan sla is, dan is het ook niet goed. da's hier altijd hetzelfde.

En dus worden de blaadjes verorberd.

'Hoe vindt ge hem?'
'Wie? Mathias?'
'Mathias? Hoezo Mathias? Welke Mathias? Mijne sla godverdomme.'
'Oh, pardon, goed.'
'Hoezo goed? Gewoon maar goed?'
'Neenee, heel goed. Echt waar, héél, héél goed.'
...

'Heerlijk.'

dinsdag 26 april 2011

geil

Er zijn geen mooie woorden en er zijn geen lelijke woorden en toch vinden we bepaalde woorden mooi en andere lelijk.
 Het is subjectief.
Nu zal je zeggen: dat weet ik ook wel, als je echt niks beters te doen hebt dan dat soort onzin uitkramen, sluit dan je computer af en ga de plantjes water geven.
Wacht even, er komt seks, en dat werkt nog altijd, ondanks alle mogelijke overkill; zet een frisse borst op je frontpagina en je krant is nog steeds uitverkocht.
We zijn dan wel geen Romeinen, we zijn wel rare jongens.
En toch is er iets raars aan de hand; voor onze elementaire behoeften hebben we doorgaans genoeg woorden die mensen mooi kunnen vinden, behalve in 'de seksuele sfeer'.
Over eten kunnen we praten in lyrische bewoordingen, het zal behoorlijk Frans klinken, maar alla, je kan erbij wegdromen.
Probeer dat maar eens met seks.
Je zal maar het slachtoffer zijn van een zin als: 'Ik sta heet en wil je neuken'; zo iemand sla je toch de hersens in met een pikhamer, zelfs al is het je eigen man.
Het krioelt van de stomme en lelijke woorden in 'de seksuele sfeer'
Word jij hitsig van 'masturbatie' (uit het bankwezen), 'poepen' (stront aan de knikker), 'naaien' (voor de missies),  'kut' (cinema), 'het penseel van de liefde' (idioot)?
Maar het allerstomste en allerlelijkste woord vind ik 'geil'. Wat een woord. Mij doet het denken aan een garnizoen soldaten dat na een veertiendaagse viagrakuur in de woestijn neerstrijkt in een loods waar de verlepte hoeren tot aan hun enkels in het zaad staan en de doodgemepte én levende dikke, zwarte bromvliegen de muren sieren en helemaal niet aan een ranke deerne kroelend in het malse gras onder een sterrenhemel van eeuwig geluk.
Wij willen blijkbaar gestraft worden voor ons zondig gedrag en omdat de Heer wel wat beters te doen heeft kastijden wij onszelf via onze woordenschat. Het ligt wel goed, maar het klinkt vreselijk.

P.S. Over 'lul' zullen we maar zwijgen, zeker.

P.S Ik zie één uitzondering: poes(je). En dat moeten we dan nog bij de dieren gaan halen.

man bijt hond

Iedereen kent het programma 'Man bijt hond', maar niet iedereen weet waar de titel op slaat. Zo'n 25 jaar geleden schreef een mediakenner een artikel met als titel 'Man bijt hond of wat is nieuws'. De auteur zei - terecht overigens - dat het ongewone een van de kenmerken van nieuws is. Hond bijt man is gewoon, man bijt hond is dat niet. Minister X ontbijt op woensdag, dat zal wel,, minister X verslikte zich woensdag tijdens het ontbijt in zijn lichtgekookt eitje en overleed schielijk, kom zoiets tegen.

Maar de tijden veranderen.

Een hond die vandaag bijt, en zeker als er een streepje bloed bij komt kijken, haalt de frontpagina en in een moeite ook de eeuwige jachtvelden. Het zal hem leren.

Om je erop voor te bereiden zal ik eens even schrijven wat je morgen in de krant kan lezen.

'Groot waren de verbazing en het afgrijzen van de achtjarige Bram toen hij plots oog in oog stond met de driejarige Kimberly, een bruine labrador. Het beest kwispelde weliswaar met de staart, maar volgens een opmerkzame buurvrouw was er ook duidelijk gegrom te horen. Een milieuactivist die even verder in een tentje woont, zei achteraf dat het gegrom van een voorbijrijdende brommer kwam.
Hoe het ook zij, toegesnelde buurtbewoners konden Kimberly in bedwang houden. De politie kwam ter plaatse, Kimberly kreeg een spuitje, de eigenaar van Kimberly werd opgepakt voor verhoor en zo keerde de rust weer in de anders zo vreedzame Rechtstraat te Alken.
Achteraf werden in een straal van vijf kilometer rond de plaats van het drama alle honden gecontroleerd op het dragen van een chip; vier hadden er geen en dienden te worden afgemaakt: een dwergpincher, een poedel, een pekinees en een rottweiler.
De buurt reageerde vooral opgelucht omdat de rottweiler Wannes werd afgemaakt; de hond lag weliswaar altijd aan een ketting, maar een ongeluk is snel gebeurd, zo reageerde men in de uiterst vreedzame buurt, waar zelfs niemand een wapen heeft.
De milieuactivist is ondertussen nog steeds spoorloos.'

zondag 24 april 2011

de fietsende mens (1)

Ik woon in een heel fietsrijke buurt. En de fietser heeft mijn sympathie, ik zal altijd galant voor hem en vooral haar stoppen en als het even kon zou ik hen zelfs eigenhandig naar de overkant helpen. Het is die confrontatie met de hulpeloze die mijn interesse voor de fietsende mens heeft aangewakkerd, zonder het te beseffen leggen ze hun ziel bloot.
Zeg nu zelf. Je stopt. De fietser steekt over. Meteen zie je wat voor vlees je in de kuip hebt (en eventueel wel eens eventjes zou willen bewerken). Regelmatig gaat de hand (of het handje) omhoog om je te bedanken. Daar kan ik als automobilist wel mee leven, ik voel me een goed mens. Je hebt ook fietsers die gewoon oversteken, ze kijken even of je wel echt stopt en zijn dan weg. Normaal gedrag van twee kanten, niets aan de hand, maar je zelfvoldaanheid wordt er niet door aangewakkerd.
Maar. Er is een derde, vooral mannelijke soort. Hij kijkt je aan met een blik van 'had nu eens niet durven stoppen, smeerlap'. Kijk, daar krijg ik het van, dan moet ik me vreselijk bedwingen om niet alsnog vol op de gaspedaal te gaan staan. De gevolgen zijn wat ze zijn.
Ik word zelfs al kwaad achter de computer.

Van fietsende koppels kan ik genieten, ze zijn gefundenes Fressen voor psychologen. Bijna altijd zie je in één oogopslag hoe het zit met de relatie.
Heel vaak kan je het volgende aanschouwen: hij fietst drie à vier lengtes voor haar uit, de kop in zijn meest verveelde stand (ik kan véél sneller, maar ja, heb zoiets maar bij), ongetwijfeld dromend van betere tijden; zij, rood aangelopen, de blik twijfelend tussen verongelijktheid en schuldgevoel, niks te dromen, het is harken geblazen.
Heerlijk, ze konden niet duidelijker zijn.
Ik geniet ervan.
 Als wij gaan fietsen rijdt mijn vrouw gewoonlijk voorop.
Hallo, psychologen.

zaterdag 23 april 2011

goeie dode

Ik denk dat ik een goeie dode ga zijn, want ik slaap doodgraag. Enfin, het is natuurlijk niet het slapen, het gaat om die paar minuten, de seconden, voor ze komt, de nacht. Je voelt dat het niet lang meer kan duren, het komt, nog even willoos wachten.
Op sterven liggen moet zalig zijn.

opa

De kinderen van de buren rennen, roepen en spelen in hun tuin, hun wereld. Naakt. Opa, te dik gekleed, kijkt toe en denkt er het zijne van, namelijk: dat moet toch plezant zijn.

vrijdag 22 april 2011

voordeel

Het voordeel van kanker is dat iedereen plots vriendelijk tegen je is.
Maar je mag natuurlijk niet genezen.